Vormmerken (par. 4.3.1.8)
Op zich kan de vorm van de waar (Wokkel) en van de verpakking (Colaflesje) een merk zijn. Maarvormmerken kennen drie specifieke wettelijke begrenzingen. Die betreffen vormen die geen merk kunnen zijn. Het gaat om “tekens” die uitsluitend bestaan uit een vorm,
- die door de aard van de waar bepaald wordt
- die noodzakelijk is om een technische uitkomt te verkrijgen
- die een wezenlijke waarde aan de waar geeft.

Vorm bepaald door de aard van de waar
Dit is de makkelijkste vormexceptie. Je kunt een vorm die absoluut noodzakelijk is natuurlijk niet monopoliseren via het merkenrecht. Daar is het octrooirecht voor.

Vorm noodzakelijk om een technische uitkomst te verkrijgen
Je wilt ook niet dat techniek wordt beschermd via het merkenrecht. Al was het maar omdat het merkenrecht in beginsel oneindig lang kan duren. Dat zou voor technologische ontwikkelingen nodeloos blokkerend werken.

Vorm geeft een wezenlijke waarde aan de waar
Er zijn inmiddels veel voorbeelden en veel uitspraken van rechters over deze vormexceptie. Let er steeds goed op over welke exceptie het gaat. Het draait steeds om het algemeen belang dat zuivere gebruikskenmerken van een product niet dooreen merkrecht afgeschermd moeten kunnen worden. En dat het gaat om een onderscheidingsteken: wanneer de zuivere esthetiek (het design van de vorm) overheerst bij de aankoopbeslissing, dan is er geen sprake meer van een merkfunctie. Allemaal goede redenen dus voor de vormmerkexceptie.
Voorbeelden van beslssingen over de vorm als merk zijn:
- Wokkel-arrest (HR 11 november 1983, BIE 1985, 9)
- Philps-Remington (HvJEG 18 juni 2002, zaak C-299/99)
- G-Star-Benetton (HvJEG 20 september 2006 zaak C-371/06)
- Hauck-Stokke (HvJEU 18 september 2014, C‑205/13
- Lego poppetjes (Gerecht EU 16 juni 2015, T-395/14 en T-396/14
- KitKat-arrest (Nestlé tegen Cadbury)(Conclusie AG 6 juni 2015; zaak C-215/14