Ongerechtvaardigd voordeel (par. 4.5.3)

Het derde en vierde merkinbreuk criterium stellen de aanvullende eis dat de inbreukmaker ongerechtvaardigd voordeel trekt uit of afbruek doet aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk.

Voor “verband” relevante omstandigheden.

Hiertoe behoren evenzeer de omstandigheden die ook voor het beoordelen van het vereiste “verband” al relevant zijn. De consequentie daarvan is dan uiteraard dat naarmate het “verband” sterker is, er ook eerder sprake zal zijn van inbreuk. Ofwel, zoals het Hof overwoog in het Intel-arrest: “Hoe directer en sterker het oudere merk door het jongere merk in gedachten wordt opgeroepen, hoe groter de kans dat door het gebruik van het jongere merk op dat ogenblik of in de toekomst ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het oudere merk.”

Bekendheid en onderscheidend vermogen. Dit brengt ook met zich dat naarmate de mate van bekendheid en de mate van het onderscheidend vermogen groter is, daarmee ook makkelijker een inbreuk kan plaatsvinden.

Lees hier het arrest HvJEG 27 november 2008, zaak C-252/07 (Intel)

Globale beoordeling inbreuk

Evenals het beoordelen van het voor inbreuk vereiste “verband”, dient ook het bestaan van een van de inbreukgronden of van een grote kans daarop globaal worden beoordeeld met in achtneming van alle relevante omstandigheden.

Ongerechtvaardigd profiteren van imago.

In het L’Oréal-arrest preciseerde het Hof van Justitie vervolgens expliciet dat het aldus gecreëerde voordeel “ongerechtvaardigd” is “wanneer een derde door het gebruik van een teken dat overeenstemt met een bekend merk, in het kielzog van dit merk probeert te varen om van de aantrekkingskracht, de reputatie en het prestige ervan te profiteren alsmede om zonder enige financiële vergoeding en zonder daarvoor passende inspanningen te moeten leveren, voordeel te halen uit de commerciële inspanning die de houder van het merk heeft gedaan om het imago van dat merk te creëren en te onderhouden”.

Lees hier het arrest HvJEG 18 juni 2009, zaak C-487/07 (L’Oréal/Bellure).