Internationaal systeem

De internationale inschrijving van merken is gebaseerd op de Overeenkomst van Madrid (1891). Er zijn thans meer dan 80 landen aangesloten (waaronder alle EG-landen, veel Oost-Europese landen, Australië en Japan; niet de Verenigde Staten; per 1 januari 2004 is de EU als zodanig toegetreden). Voor een internationale inschrijving was een inschrijving in het land van oorsprong (= de lidstaat waar de aanvrager is gevestigd of een onderneming heeft) vereist. Men noemt die nationale inschrijving ook wel de ‘basisregistratie’.

Protocol van Madrid 1989 - effect ‘central attack’

Gedurende de eerste vijf jaar van de internationale inschrijving moet er een geldige basisregistratie bestaan. Doorhaling of nietigverklaring gedurende die periode betekent het einde van de bescherming in alle landen waar de internationale inschrijving geldt. Dit was het belangrijkste nadeel van een internationale inschrijving.

Deze (en andere) bezwaren zijn weggenomen in het zogenoemd Protocol van Madrid 1989. Er is geen basis-registratie meer vereist in het land van oorsprong, maar één aanmelding (depot) in een aangesloten lidstaat is voldoende. De zogenoemde ‘central attack’ leidt niet meer tot verval van de gehele internationale inschrijving, aangezien het mogelijk is geworden het merk om te zetten in nationale merkaanvragen. Dat maakt een internationale aanvrage een stuk aantrekkelijker.

WIPO depotbewijs

De WIPO geeft een bewijs van inschrijving (depotbewijs) af en stuurt de aanvrage door naar de nationale beoordelingsinstantie(s). De internationale aanvrage is een bundel nationale aanvragen, met hetzelfde registratienummer en centraal geregistreerd bij de WIPO.

De internationale aanvrage volgt in ieder aangewezen land dezelfde weg als een nationale aanvrage (met eventueel onderzoek, publicatie, oppositie of automatische acceptatie). Het resultaat (en de beschermingsomvang) kan dan ook van land tot land verschillen.

Een internationale inschrijving heeft een duur van tien jaar. Voorts heeft een internationale inschrijving financiële voordelen: de kosten liggen lager dan de som van de verschillende nationale aanvraagkosten, de bijkomende en vernieuwingskosten zijn lager. De aard en omvang van de bescherming hangt af van de betreffende nationale wetgeving (zoals voor het Beneluxgebied het BVIE).