Test Inleiding 8/10
In het intellectuele eigendomsrecht geldt de zogenoemde uitputtingsleer.
Wat wordt daarmee bedoeld?
- A Daarmee wordt gedoeld op de situatie dat iemand geen IE-recht meer kan inroepen op datgene wat men onder het betreffende IE-recht rechtmatig in het verkeer heeft gebracht.
- B iemand heeft dan een exclusieve licentie verleend voor een bepaalde exploitatie-bevoegdheid, tengevolge waarvan men niet meer vrij is over diezelfde bevoegdheid ten gunste van een ander nogmaals te beschikken.
- C Een rechthebbende heeft dan in zeer vele landen rechten heeft verkregen, maar kan die niet exploiteren wegens strijd met het mededingingsrecht (de kartelbepalingen).
Inderdaad. Men spreekt van uitputting wanneer een rechthebbende een product rechtmatig in het verkeer heeft gebracht (direct of door een licentiehouder). De rechthebbende is dan voldoende beloond voor zijn monopolie. Hij kan verdere verhandeling (nationaal of binnen de EU) van dat (exemplaar van het) product niet belemmeren.
Nee, dat is niet juist. Natuurlijk is men zelf niet meer bevoegd indien men een exclusieve licentie verleend heeft voor een bepaalde exploitatiebevoegdheid. Dit heeft echter niets met de uitputtingsleer te maken. Men spreekt van uitputting wanneer een rechthebbende een product rechtmatig in het verkeer heeft gebracht (direct of door een licentiehouder). De rechthebbende is dan voldoende beloond voor zijn monopolie. Hij kan verdere verhandeling (nationaal of binnen de EU) van dat (exemplaar van het) product niet belemmeren.
Nee, dat is niet juist. De kartelbepalingen van het EU-Verdrag hebben betrekking op de exploitatie van intellectuele rechten en niet op de uitoefening daarvan als zodanig.
We spreken daarentegen van uitputting wanneer een rechthebbende een product rechtmatig in het verkeer heeft gebracht (direct of door een licentiehouder). De rechthebbende is dan voldoende beloond voor zijn monopolie. Hij kan verdere verhandeling (nationaal of binnen de EU) van dat (exemplaar van het) product niet belemmeren. VINI paragraaf 1.4.5.
Maak dus goed onderscheid tussen rechtsuitoefening en exploitatie van het recht.