Industrieel toepasbaar

Wil de uitvinding octrooieerbaar zijn dan moet zij een praktisch resultaat opleveren, dat voor de praktijk van belang is, met andere woorden, de uitvinding moet kunnen worden toegepast. Een uitkomst kan ook een nieuwe methode of een nieuw hulpmiddel (verrijking van de techniek) zijn. Het resultaat, waartoe de uitvinding(sgedachte) leidt, moet liggen op het gebied van de nijverheid. Het begrip ‘nijverheid’ moet ruim worden opgevat, mede omvattend de ambachtelijke nijverheid, waaronder landbouw, bosbouw en visserij.

Wanneer is iets ‘industrieel toepasbaar’?

De uitvinding is alleen octrooieerbaar als daarmee een resultaat op het gebeid van de nijverheid wordt verkregen. Het is niet noodzakelijk dat het resultaat steeds onder alle omstandigheden bereikt wordt. Evenmin is vereist dat het met de uitvinding verkregen resultaat beter is dan met het reeds bekende bereikbaar is. Er gelden geen kwalitatieve eisen in het octrooirecht. Wat niet kan (en dus niet octrooieerbaar is) is alles wat bijvoorbeeld in strijd is met de natuurwetten, zodat vooraf al duidelijk is dat ze niet werken, zoals een perpetuum mobile of een apparaat voor het bestrijden van zogenoemde aardstralen.

Neem nou ... de straalmotor

Een succesvolle toepassing van de uitvinding kan afhankelijk zijn van voorwaarden nog niet vervuld kunnen worden. Zo waren gasturbines en vliegtuigen met straalaandrijving al lang uitgevonden, maar was toepassing op grote schaal pas mogelijk nadat men de beschikking had gekregen over de materialen, die bestand waren tegen hoge belastingen en temperaturen.

Bron: Stevenhagen/VanLeeuwen/Den Hartog, Octrooien in de praktijk, Boom 2001